Ieder zijn eigen Lowlands. Ieder ook zijn eigen mening. Dus als Gijsbert Kamer in de Volkskrant schrijft dat Arcade Fire een hemelse hoogmis opvoerde, mag dat. En als het Algemeen Dagblad meent dat Nosfell tenenkrommend was, mag dat ook.
Mijn waarheid is dat Nosfell, een Fransoos met een verbazingwekkend lenig lichaam, een van die onontdekte briljantjes was waarvoor je naar het festival gaat. Samen met een cellist en soms een drummer bouwde hij laag voor laag, deels met live opgenomen samples, zijn nummers op. Erg spannend.
Het was ook een stuk ongewoner dan de reeks Engelse gitaarbands die de groeiende Engelse enclave op Lowlands moest behagen. Groepjes als The Rakes hebben best wat leuke liedjes, maar heel speciaal is het niet. Air Traffic heeft de x-factor wel, een Coldplay in de dop, maar is nog wat onstuimig.
Dat kan van Interpol niet gezegd worden. De New Yorkers kunnen soms bezwerend zijn, zoals in de toegift NYC. De vraag is alleen waarom ze dat soort hypnotiserende nummers op de laatste twee (overigens heel behoorlijke) albums niet meer maken.
Zo is ook Arcade Fire nog net geen wereldtop. De piepjonge Canadezen maakten wel indruk, maar door de slechte geluidsmix viel de meerwaarde van het batterij instrumenten op het podium niet te ontdekken. Hetzelfde gold voor Basement Jaxx, waar stevig op te dansen viel. Maar van de eclectische Britse mix van soul, funk, rock en dance valt nog steeds weinig chocola te maken. Te veel van het goede.
Nee, de echte hoogtepunten kwamen pas op zondagavond. Daar liet Groove Armada zien hoe je een mooie, coherente set in elkaar knutselt van soul en dance. Maar de hoofdprijs ging toch naar Nine Inch Nails. George Bush inspireerde voorman Trent Reznor om na dik tien jaar eindelijk weer eens een echt goede, donkere, harde plaat te maken. De set op Lowlands was gebouwd rondom nummers van dat Year Zero, met links en rechts wat oude nummers (March of the pigs, Bite the hand that feeds) en een Joy Division-cover. Het bleken dodelijk effectieve wapens. Fuck Motorhead.