Bij sollicitatiegesprekken in de journalistiek gebeurt het wel eens dat gevraagd wordt naar de omvang van je telefoonboekje. Het netwerk bepaalt immers voor een groot deel de waarde van een verslaggever. Wie een direct lijntje heeft met de minister-president, kan toch wat makkelijker zijn werk doen als reporter. Geen wonder dat pogingen binnen redacties om tot een gezamenlijke telefoonlijst te komen vaak halverwege blijven hangen: de écht waardevolle nummers geeft een verslaggever zelden weg.
Op internet wordt vaak geroepen dat je aan de favorietenlijst (bookmarks) kunt zien wat voor een persoon daarachter schuil gaat. Daar zit een kern van waarheid in. Maar het is een vergelijking die je kunt doortrekken naar rss-readers: welke feeds op de lijst staan, zegt veel over de gebruiker.
Voor wie de term ‘rss’ nog nooit gehoord heeft (schande!): daarmee kun je je abonneren op een site. Als op die pagina een nieuw bericht verschijnt, word je daarvan automatisch op de hoogte gesteld. Je hoeft daarvoor dus niet meer naar de site, maar kunt in je rss-reader de nieuwe berichten lezen van de sites die je volgt. Handige programma’s daarvoor zijn onder andere Google Reader en Bloglines. Zie voor een uitleg ook de video onderaan dit bericht.
Daarmee wordt rss ook een uiterst krachtig, efficiënt middel voor journalisten. Je blijft automatisch op de hoogte van het laatste nieuws uit tientallen, voor sommigen wel honderden, bronnen. Dat zijn vaak heel specialistische sites. In feite zijn het de deskundigen die je vroeger zelf op moest bellen voor tips. Nu bellen ze zelf, automatisch, meteen, via de computer. Rss is, kortom, een hedendaagse versie van het telefoonboekje. In een internetwereld waarin we alles delen is het voor verslaggevers daarom een heel goed idee om juist hun feeds niét met iedereen te delen.