Dat elke oorlog ook zijn neveneffecten heeft, weten de Amerikanen als geen ander. De interventie in Irak hangt nog steeds als een molensteen om de nek van George W. Bush, de nazorg vergt veel meer tijd en geld dan wellicht gedacht. En Afghanistan is ook nog niet bepaald stabiel.
Charlie Wilson’s War leent zich daarom uitstekend voor een bespiegeling op de huidige buitenlandpolitiek van de grootmacht. Want het verhaal over het congreslid dat begin jaren tachtig, terwijl hij verwikkeld was in een cokesnuifaffaire, de grootste geheime operatie van de CIA mogelijk maakte, is een explosieve politieke cocktail.
Wilson maakte de geheime wapenleveranties aan de mujahedin in Afghanistan mogelijk. De opstandelingen slaagden er daardoor in Rusland te verdrijven. Misschien leek dat destijds een logische operatie voor de Amerikanen, maar de bewapende diepgelovigen namen vervolgens de macht over in het land. Terwijl de Amerikanen verdwenen, leerde de rest van de wereld die gelovigen kennen als Taliban.
Het kost weinig moeite om parallellen te trekken naar 2008. Maar dat gebeurt niet, omdat Charlie Wilson’s War vooral vermakelijk wil zijn. Laat het vooral gezellig blijven, zie je hoofdrolspeler Tom Hanks denken. Daar hebben veel van zijn films last van, dat ze slechts entertainment willen bieden. En toegegeven, de rol van Philip Seymour Hoffman als vuilbekkerige CIA-agent is hilarisch.
Maar waar bijvoorbeeld Matt Damon excelleerde als CIA-agent in The Good Shepherd, blijven de personages hier vlak. Het is een soort The People vs. Larry Flynt, maar daar werkte de humor vanwege het onderwerp (seksmagnaat Larry Flynt). Afghanistan is echter te serieus om met een soort klucht af te kunnen doen. Daarom is Charlie Wilson’s War een gemiste kans.