Je kunt als megasuccesvolle, nog niet zo lang bestaande groep twee kanten op. De Radiohead-variant kiest voor het experiment, voor het loslaten van de songstructuren, het opzoeken van risico. Waardoor je zult vervreemden van een deel van je publiek en soms erg ontoegankelijke geluidskunst brouwt. En je hebt, zeg maar, de Coldplay-variant.
De mannen rond zanger Chris Martin schoten naar wereldfaam met A Rush of Blood to the Head. Een verzameling sprankelende, sterke liedjes die in het collectieve geheugen geprint staan. Het zadelde de groep met een verwachtingspatroon op dat X&Y slechts gedeeltelijk in kon lossen.
Op de nieuwste plaat Viva La Vida probeerde Coldplay geforceerd de Radiohead-variant. Zonder weinig overtuiging, met een halfbakken resultaat dat qua klankkleur niet echt afwijkt van het vorige werk. Alleen op de momenten waar de band enige lef toont door bijvoorbeeld qua instrumentarium af te wijken (zie de titelsong), weet het album te overtuigen. Zoveel moed wens je ze toe voor de volgende plaat.
Het is hard nodig, om te voorkomen dat de Coldplay-sound een formule wordt. Ook live in de KoelnArena klonk de band drie kwartier voorspelbaar. Niet dat het slecht was: de heren musiceerden met zichtbaar plezier, opener Violet Hill is een van de betere nummers van de nieuwe plaat en daarna werd een gevarieerde greep uit eigen werk gedaan.
Maar het was ook een beetje braaf en ongevaarlijk, precies zoals het publiek. Voorspelbaar. Pas toen Martin en co naar het B-podium verhuisden voor synthrockversies van God Put A Smile Upon Your Face en Talk werd het stramien doorbroken. En even later liep het kwartet nog verder de zaal in voor een tweetal intieme, akoestische nummers.
Veel vaker doen, mannen. Het concert leefde er enorm van op. Door een zwakke eerste toegift dreigde de show uiteindelijk toch nog dood te bloeden, maar Yellow zorgde voor een passende stevige afsluiter. Lekker raggen op een dissonant gitaartje, zouden ze ook vaker moeten doen!