Type and press Enter.

Nine Inch Nails blijft ontzettend boos

Al twintig jaar vertolkt Nine Inch Nails de angst om te leven. De gekte en hektiek van het moderne bestaan. Maar binnenkort is het voorbij, want voorman Trent Reznor kondigde begin dit jaar aan dat de band een lange, misschien wel eeuwige pauze ging nemen.

Het concert woensdag in de Heineken Music Hall zou dus wel eens een van de laatsten kunnen zijn van NIN. De teenage angst en frustratie spatten nog steeds van het podium. Hoe geloofwaardig dat is bij de veertiger die Reznor is, dat mag je je afvragen. Maar dat het oprecht is, daaraan hoeft niemand na het intense concert te twijfelen.

Gitaarpartijen
Deze keer koos Reznor voor een viermansbezetting en een kale podiumpresentatie. Geen video, en de nadruk op de snerpende gitaarpartijen van Robin Finck: die keuze pakte wonderwel goed uit.
Twee uur en tien minuten lang (zonder toegift overigens) raasde een storm door de hal. De oppergoden van de industrial speelden een dwarsdoorsnede uit eigen werk. Dat viel in het middenstuk niet altijd mee: de trage coupletjes die steevast gevolgd werden door gitaarerupties duidden op eenvormigheid. Maar het gros van de nummers klonk scherp (bijvoorbeeld March of the Pigs en Piggy in het begin), terwijl aan het eind klassiekers Head like a Hole en Hurt het bewijs vormden dat Reznor wel degelijk liedjes met kop en staart (maar altijd met een weerhaakje) kan schrijven.

Subtiliteit
Alleen drummer Ivan Rubin paste niet helemaal in de altijd wisselende line-up van Nine Inch Nails. Hij speelde wel strak, maar ook zonder enige subtiliteit. Zijn voorganger wist het gebied tussen de harde en zachte uitersten van NIN prachtig in te kleuren, die nuance miste Rubin. Nu was alles in de hoogste versnelling, terwijl zelfs spierballenman Reznor soms zijn softere kanten toonde. Twintig jaar lang boos op alles en toch menselijke sympathie uitstralend: hij mag er trots op zijn. We gaan hem missen.