Het drama op de Columbine Highschool in 1999, waar twee studenten twaalf jongeren doodschoten, was het d?masqu? van de Amerikaanse middenklasse: achter de ruime, vrijstaande woningen aan de randen van de grote steden bleek een wereld vol opgeklopte verwachtingen en tienerellende verstopt. De vleesgeworden American Dream spatte uiteen, het ideaal van de welvarende middenklasse was een nachtmerrie.
Praten over Columbine ligt nog steeds erg gevoelig. Alleen al het noemen van het woord raakt een openliggende zenuw in de Amerikaanse samenleving. Maar het is natuurlijk een prachtige inspiratiebron voor filmmakers: hoe kan zo’n drama ontstaan? Waarom richten twee tieners zo’n bloedbad aan?
Michael Moore trachtte met zijn documentaire Bowling for Columbine het antwoord op die vragen te vinden. Hij kwam niet verder dan termen als consumentisme en de macht van de media. Het is misschien een verklaring voor het excessieve wapengebruik in Amerika, maar het kan niet de diepere reden zijn achter de verborgen ellende onder tieners in het land.
Ook Gus van Sant dook in het hoe en waarom van het drama. Zijn plannen voor een documentaire strandden uiteindelijk op de onwil van derden om zo’n project te financieren. Uiteindelijk besloot de regisseur daarom een semi-documentaire te maken: in Elephant wordt nergens rechtstreeks verwezen naar de Columbine Highschool, noch pretendeert de film een feitelijke reconstructie te zijn.
Elephant volgt een doodgewone dag op een ogenschijnlijk doodgewone middelbare school. In lange, glijdende shots waarin ogenschijnlijk nauwelijks iets gebeurt volgt Van Sant een tiental jongeren op de huid. Langzaam schminkt hij de glimmende buitenlaag van de kids af en toont hij hun twijfels, de druk waarmee ze om moeten gaan. Zoals de drie meisjes die hun lunch net zo vrolijk op de wc weer naar buiten kotsen: Je zou eens een beetje dik worden.
Alleen al door het grotendeels ontbreken van muziek beklemt Elephant. Het is een van de weinige aanwijzingen dat de doodgewone dag op de doodgewone school onvermijdelijk haast naar een ongewoon einde kruipt.
In Cannes won Van Sant de Gouden Palm voor beste film. In eigen land kreeg hij veel minder lovende kritieken: hij zou het drama op de Columbine Highschool te weinig verklaren. En inderdaad, de regisseur gaat af en toe wel kort door de bocht. Hij schildert hoofddader Alex af als een pispaaltje op school, die zich laat inspireren door nazifilms en via internet eenvoudig een vuurwapen kan bestellen.
Zo eenvoudig laat het drama zich natuurlijk niet verklaren, maar tegelijkertijd is het wel een aanzet tot het waarom van het verborgen tienerleed op highschools. En dan is het als Amerikaan niet leuk om te zien hoe verrot sommige delen van de eigen maatschappij zijn. Van Sant zei ook dat hij geen sluitende verklaring wil geven voor Columbine. Volgens hem kauwt de Amerikaanse filmindustrie al genoeg hapklare brokken voor. Met Elephant wil hij de kijker juist tot denken aanzetten.
Daarin ligt misschien ook wel de kracht van de film. Het is een aanzet tot een verklaring, meer niet. Een schets van een doodgewone school. Met doodgewone leerlingen. Jonge acteurs die van Van Sant de ruimte kregen om haast hun eigen leven te spelen, losjes en naturel. Juist daarom komt het einde zo onverwacht, als een mokerslag. Omdat de film natuurlijk niet het hele verhaal vertelt. Net als de boeddhistische parabel waaraan Elephant zijn naam ontleent: blinden die denken dat ze bij het gedeeltelijk betasten van een olifant het volledige dier te vatten. Zo eenvoudig zit ook de Amerikaanse middenklasse niet in elkaar.